Noodgeval?  24/7 bereikbaar op +32 3 770 51 45

 

 

 

Vaccinaties

Wat is een vaccin?

Een vaccin is een kleine hoeveelheid dood of verzwakt micro-organisme (bv. een virus of een bacterie), dat wordt ingespoten in het dier. Hierop reageert het lichaam door antistoffen aan te maken tegen het betreffende micro-organisme. Doordat de hoeveelheid dood of verzwakt micro-organisme zo klein is, kan dit geen ziekte bij het dier veroorzaken. Als het lichaam later in contact komt met het micro-organisme, zullen de reeds aanwezige antistoffen die onmiddellijk aanvallen en de ziektekiem uitschakelen.

Welke vaccinaties zijn bij het paard mogelijk?

Influenza (Griep)

Het influenzavirus veroorzaakt een infectie van de bovenste luchtwegen. Dit kan gepaard gaan met de volgende symptomen; hoge koorts, verminderde eetlust, algemeen ziek zijn en hoesten. Secundair kan een bacteriële infectie optreden, doordat bacteriën die normaal ter hoogte van de slijmvliezen aanwezig zijn, het nu beschadigde slijmvlies binnentreden. Dit kan lichte tot vergevorderde longontstekingen tot gevolg hebben.
Volwassen paarden sterven zelden aan een influenza infectie, veulens daarentegen die onvoldoende antistoffen binnen hebben gekregen vormen een risicogroep.

Vaccinatieschema

Om een goede weerstand op te bouwen is het zinvol een paard jaarlijks, beter nog 2 keer per jaar te vaccineren tegen influenza. Een paard dient echter wel een basisenting te krijgen, welke herhaald dient te worden 4 tot 6 weken later en nogmaals 6 maand later. Veulens worden vanaf een leeftijd van 4 tot 6 maanden oud voor het eerst gevaccineerd.

Wedstrijden

Paarden die aan wedstrijden deelnemen die onder VLP vallen, dienen ten laatste 6 maanden voor de wedstrijd een inenting gehad te hebben. De LRV eist dat de deelnemende paarden jaarlijks gevaccineerd worden.


Tetanus (Klem)

Tetanus wordt veroorzaakt door de bacterie Clostridium Tetani. Paarden zijn erg gevoelig voor deze bacterie en het sterftepercentage bij een besmetting ligt voor paarden dan ook erg hoog. De bacterie is een bodembewoner, die altijd en overal om ons heen voorkomt. Een infectie kan ontstaan doordat sporen, die door de bacterie uitgescheiden worden in een wonde terecht komen. De sporen kunnen zich ontwikkelen tot een bacterie wanneer zij in een warm, vochtig milieu terecht komen zonder zuurstof (bv. diepe wonde). De bacteriën zullen in het lichaam een toxine produceren. De ziekte begint met een stijfheid van de kaakspieren en breidt zich uit tot een kramptoestand van het hele lichaam. Het paard zal uiteindelijk sterven.

Vaccinatieschema
Een preventieve vaccinaties is voor het paard van levensbelang. Vaak wordt de vaccinatie tegen influenza gecombineerd met de vaccinatie tegen tetanus, waardoor bij een goed gevaccineerd paard een goede immuunstatus gewaarborgd is. Het vaccinatieschema loopt hierdoor gelijk met dat van influenza.


Rhinopneumonie

Rhinopneumonie bij het paard wordt veroorzaakt door herpesvirussen (EHV-1 tot 5). In België komen bijna alle paarden in contact met het EHV-4 virus en 20 tot 30 % van de paarden met het EHV-1 virus.
Rhinopneumonie kent drie verschijningsvormen:

  • Verkoudheidsvorm:
    Deze vorm vertoont algemene verkoudheidssymptomen, lijkend op griep, zoals koorts, neusvloei, hoest, eventueel dikke benen, ... . Voornamelijk jonge paarden zijn hier gevoelig voor. Deze vorm wordt voornamelijk veroorzaakt door het EHV-4 virus. Net zoals bij influenza kan een secundaire bacteriële infectie voorkomen.

  • Abortusvorm:
    Het kan aanleiding geven tot abortus (vaak vanaf de 7e maand van de dracht) of tot zwakke tot doodgeboren veulens. Deze vorm wordt veroorzaakt door het EHV-1 virus.

  • Neurologische vorm:
    Deze vorm komt maar incidenteel voor. Het betreft een ernstige verlamming die begint ter hoogte van de achterhand. Het paard is verlamd aan de achterbenen, kan niet meer urineren en mesten en de staart hangt slap. Deze symptomen breiden zich uit naar de voorhand en kan mogelijks tot sterfte leiden. Deze vorm wordt veroorzaak door het EHV-1 virus.

De verspreiding van het virus vindt voornamelijk plaats door direct en indirect contact tussen de paarden. Bij een abortus zijn de vrucht en zijn vruchtvliezen een grote bron van besmetting. Het wordt aangeraden om de vrucht en zijn vruchtvliezen in een waterdichte zak te verpakken en op te sturen naar een labo. De merrie dient gedurende 4 weken geïsoleerd te worden van andere paarden.

Vaccinatieschema:
De vaccinatie tegen rhinopneumonie dient halfjaarlijks herhaald te worden en is enkel zinvol als alle paarden op een bedrijf/stal gevaccineerd worden. Ook hier wordt eerst een basisenting toegediend die 4 tot 6 weken later herhaald wordt. Veulens worden vanaf een leeftijd van 4 tot 6 maanden oud voor het eerst gevaccineerd.
Het vaccineren van drachtige merries is ook van groot belang. De merries worden gevaccineerd tijdens 5, 7 en 9 maanden dracht.
Redenen genoeg dus om tot vaccinatie over te gaan. Vaccineren biedt echter geen volledige bescherming, maar het virus zal minder makkelijk aanslaan en de paarden die dan toch besmet raken zullen minder virus uitscheiden.


West-Nile-virus

Het West-Nile-virus is een virus dat overgebracht wordt door muggen. Het is besmettelijk voor paarden, vogels en mensen. Enkel vogels gaan het virus actief uitscheiden, paarden en mensen zijn slechts een tussengastheer. Trekvogels kunnen het virus meenemen uit Afrika en overbrengen naar gematigde streken in Europa en Azië.
De symptomen beginnen met koorts en vage algemene klachten. In een verdere instantie worden bewegingsstoornissen en paralyse van de achterhand gezien. De paralyse breidt zich verder uit naar de voorhand, spierrillingen, spierstijfheid en gedragswijzigingen worden gezien. Uiteindelijk raakt het paard volledig verlamd.
De ziekte voorkomen is enkel mogelijk door contact met muggen en vogels te vermijden en te vaccineren. Het vaccin biedt een 90 tot 95% bescherming tegen de ziekte. Niet alle paarden die besmet raken zullen symptomen vertonen.

Vaccinatieschema
De vaccinatie tegen het west-nile-virus dient jaarlijks toegediend te gebeuren. De basisvaccinatie bestaat uit 2 entingen met een tussentijd van 4 tot 6 weken.


Rotavirus

Het rotavirus is een belangrijke oorzaak van infectieuze diarree bij het veulen. Het virus tast de dunne darm van het jonge veulen aan met diarree tot gevolg.
Het vaccin wordt toegepast bij de drachtige merrie om zodoende een passieve immunisatie van het veulen via het colostrum te verkrijgen. Rotavirusdiarree kan slechts uitblijven wanneer het veulen binnen de 24uur na de geboorte voldoende colostrum heeft opgenomen.

Vaccinatieschema
Drachtige merries worden in de 8e, 9e en 10e maand gevaccineerd van elke dracht.